Ik als fictieconsument

Toen ik begin dit academiejaar vernam dat ik een fictieautobiografie zou gaan schrijven, voelde ik mezelf daar ietwat ongemakkelijk bij. Dit niet enkel door het feit dat ik voor de allereerste keer écht over mezelf zou gaan schrijven, maar ook omdat zo’n autobiografie flink wat ‘graafwerk’ vereist. Bij een opdracht als deze bestaat de kunst eruit om te graven tot het uiterste van de bodem, je vondsten op hun beurt netjes te ordenen en vervolgens te bundelen en schikken tot een mooi en samenhangend geheel. Ik ben steeds bereid geweest om diep te graven, maar graven in een zo goed als lege bodem zou een hele opdracht worden. Dat dacht ik toch. Ik heb mezelf immers altijd een heel erg slechte ‘fictieconsument’ gevonden; iemand die bitter weinig leest, altijd weinig moest weten van boeken of betere tv-series en weinig diepgang zocht in muziek. Nu ik terugblik op mijn ‘graafwerk’ blijkt de realiteit best wel anders te zijn. Mijn slecht beeld over mezelf is nu een stuk genuanceerder. Deze fictieautobiografie is vooral een bewijs voor mezelf, maar ook voor u, dat ik in de loop van de jaren wel degelijk toenadering gezocht heb tot ‘fictie’ en daar ook door beïnvloed ben geweest in bepaalde perioden in mijn leven. Laten we van start gaan.

Alles begint voor mij bij Verhalen uit het Grote Dierenrijk, een boek waarvan ik helaas vernomen heb dat het al lang uit huis is. Zonde, want ik had niets liever gedaan dan dit nog eens te doorbladeren vermits het destijds een heiligdom voor mij was, noem het gerust mijn bijbel van toen. Dit boek bestond uit tien verhalen, visueel kracht bijgezet door prachtige tekeningen, die ruim een jaar elke avond terugkwamen door mijn vader die voorlas. Die verhalen waren zo betoverend voor mij dat ik ze wel eens naspeelde en er, sterker zelfs, af en toe over droomde. Dat was iets typisch aan mij in die tijd, ik moest achteraf iets kunnen doen met de verhalen die mij in hun ban hadden. Zo heb ik met mijn neef tientallen rollen gespeeld uit de Disney-tekenfilms. Ik was onder andere de Geest uit Aladin en liep geregeld met één oog dichtgeknepen rond om zoveel mogelijk te lijken op de groene Mike uit Monster Inc. Naast een jonge filmfanaat was ik ook een trouwe tv-kijker, waarbij Ketnet mijn vaste progammaleverancier werd. Er was destijds geen aflevering van Samson en Gert, Bob de Bouwer of Plop die ik niet gezien had. Van die laatste kreeg ik dan ook nog eens een cassette van mijn moeder, waardoor ik hits als Kaboutercarnaval en  Het is lente tientallen keren draaide op mijn walkman en in de auto.

Een logisch vervolg op die opbloeiende passie zou het ontstaan van een drang naar zelf verhalen te kunnen lezen zijn. Die ‘drang’ is er echter nooit gekomen van zodra ik kon lezen. De reden daarvoor is mij een raadsel, want ik heb doorheen de tijd wel boeken van verschillende genres aangereikt gekregen. Zo ging ik met de klas al vanaf het tweede leerjaar wekelijks naar de bibliotheek. Ik vond boeken lezen niet onprettig, maar ik zou zelf nooit gewillig naar een boek gegrepen hebben in die tijd. Ik ben blijven vasthouden aan het zien en luisteren. De absolute topmomenten in het derde en vierde leerjaar waren dan ook de momenten waarop de juffrouw voorlas. De Griezels en De heksen van Roald Dahl zijn me bijvoorbeeld altijd bijgebleven. Het is hier vooral Dahls schrijfstijl, getypeerd door een erg directe verteller, die mij aansprak en helemaal deed opgaan in zijn wondere wereld. Ik heb in diezelfde periode, desondanks mijn afstandelijke houding tegenover lezen, wel de moeite gedaan om af en toe eens een boek vast te pakken. Zo dacht ik dat o.a. Kruistocht in Spijkerbroek, Het Dolfijnenkind of Dracula me wel zouden kunnen boeien, maar uiteindelijk haakte ik telkens weer af na een tiental bladzijden. Te saai, dacht ik dan. Naar het jeugdtheater in het plaatselijk cultureel centrum met de klas was dus bijvoorbeeld veel meer iets voor mij. Ook strips waren veel meer mijn ding. Ik had dat kleine beetje visuele ondersteuning nodig. Zo las ik jarenlang bijna elke avond een Jommekesstrip uit mijn grote collectie. Die waren geweldig omdat ze zo fantasierijk waren; een vliegende bol, sprekende dieren en tijdrijzen waren geen abnormale verschijnselen in zo’n verhaal.Op iets latere leeftijd, in het vijfde en zesde leerjaar, werd Jommeke vervangen door Urbanus, waarschijnlijk omdat ik toen het kindse achter mij wou laten en klaar was voor iets ‘ruiger’. In diezelfde periode heb ik echter wel enkele van de boeken gelezen die mij het meest zijn bijgebleven tot op de dag van vandaag. Het is dankzij de vele boekbesprekingen destijds dat ik parels als Winter in Oorlogstijd en Robinson Crusoe las. Mijn afwijzende houding tegenover boeken veranderde en sloeg zelfs helemaal om toen ik, het naar mijn mening beste boek allertijden, Koning van Katoren las. Dat boek vond ik zo sterk dat ik er niet meer over heb gedaan dan een aantal dagen om het uit te lezen, wat voor mij als lezer toen een grote uitzondering was. De opbouw, de spanning en de verhaallijn in dat boek zaten zo goed dat als ik er nu aan denk, ik hem best nog wel eens zou willen lezen. Dat hoogtepunt had een verandering kunnen betekenen in mijn leesgedrag. Ik had na die boeken, en dan vooral Koning van Katoren, echt de smaak te pakken van het lezen. Mijn overstap naar het middelbaar zou hierin beslissend zijn. Achteraf gezien bleek die overstap echter de vernietiging van dat zaadje dat langzaam maar zeker aan het ontkiemen was.

Mijn middelbare school was er een waar de leerdruk erg hoog lag. Door het vele huiswerk had ik om te beginnen al veel minder vrije tijd, die ik daardoor liever invulde met andere zaken dan lezen omdat dat ‘zaadje’ waarover ik spreek, nog niet compleet ontwikkeld was. Daarnaast werd ik die eerste jaren met enorm veel taken rond lezen opgezadeld, met als gevolg dat ik veel en vaak moest lezen tussen huiswerk en vrije tijd door. Vaak vond ik datgene dat er gelezen moest worden totaal niet interessant, waardoor lezen geleidelijk aan een marteling werd en ik er voorgoed (tot op de dag van vandaag) een afkeer aan heb overgehouden. Het zijn dus onrechtstreeks boeken als Splinters en De Vreemdeling, die ik echt verschrikkelijk vond door hun langdradigheid en onbegrijpelijke dubbele bodem, die van mij een ‘slechte’ lezer hebben gemaakt.

Als ik nu en dan de moed weer vind om een boek aan te vatten, zijn dat steeds boeken die amper tot geen fictie meer zijn, als het al boeken zijn. Als ik lees wil ik er iets van kunnen opsteken en moet het oftewel een erg realistisch verhaal zijn, oftewel doorweven met non-fictieve elementen, oftewel een wetenschappelijk boek. Zo las ik in die middelbare schoolperiode De tunnel en het licht - een boek over bijna-doodervaringen, De droom van de farao, een verslag van een Oud-Egyptische missie rond Afrika, en Ik ontsnapte uit Auschwitz, een pakkend waargebeurd verhaal van een overlevende van Auschwitz. Verder dan het lezen van die dingen die mij écht interesseren, het regelmatig surfen naar krantenwebsites en het doorbladeren van een tijdschrift op reis of in de auto komt mijn leeswereld niet. En dit in schril contrast tegenover mijn houding als filmliefhebber. Mijn voorliefde voor de commerciële film leidt mij nu en dan tot in de bioscoop. Net zoals bij mijn smaak omtrent boeken, zie ik in een film (of tv-serie) liefst zoveel mogelijk realiteit met een wetenschappelijke touch. Zo zijn Interstellar en Gravity, beide films gelinkt aan de ruimtevaart, twee recente films die ik hoog in het vaandel draag. Humoristische tv-series kan ik echter ook smaken zolang er, u raadt het al, enige realiteit aan gebonden is. Zo zijn Het Geslacht de Pauw en De Bikerboys voor mij twee toppers van formaat. In beide series speelt Bart de Pauw, zonder twijfel de beste acteur van Vlaanderen, een hoofdrol en trekt door zijn fantastische acteerprestaties telkens weer elke aflevering naar zich toe. Ik heb eindeloos veel respect voor de manier waarop Bart zichzelf elke keer opnieuw belachelijk maakt door zijn BV-schap te relativeren waardoor het lachwekkend wordt. In het laatste niet-literaire aspect, het theater, ben ik een pak minder ervaren. Ik kan niet zeggen dat theaterstukken die ik al zag zoals De zaak van de dieren tegen de mensen van Dimitri Leue me hebben afgeschrikt van theater, maar ze hebben me er zeker niet meer toe aangetrokken.

Ben ik vandaag de dag een fervent fictieconsument? Niet echt. Heb ik er mijn weg in gevonden en weet ik wat ik binnen die fictie wel en niet graag lees, kijk of beluister? Dat denk ik wel. Het is niet dat ik mezelf afzet tegen fictieverhalen, films of theater. Niet alles ligt me evenveel, ik ben erg beperkt in smaak. Dat wil echter niet zeggen dat ik mezelf niet openstel voor dingen die van mijn voorkeur afwijken. Ik denk dat ik, zeker nu ik toekomstig leerkracht Nederlands ben en meer werk kan maken van het ontdekken van het grootse gamma aan literatuur en al de rest, de komende jaren terug ga toegroeien naar ‘het boek’ of ‘het theater’. Ik kijk vol verwondering op naar zij die een heel arsenaal aan boeken hebben gelezen of een resem toneelvoorstellingen hebben gezien. Niet toevallig zijn dat vaak ook mensen met een erg interessante en onderbouwde mening over veel zaken. Die mensen moeten daar persoonlijk iets erg waardevol uithalen, denk ik dan. Ik wil in ieder geval nog meer waarde halen uit hetgeen dat ik nu haal als fictieconsument. Daarom lijkt het mij verstandig om meer variatie te brengen in wat ik lees en bekijk en dus eens af te wijken van mijn beperkte voorkeur. Ik ben erg benieuwd naar wat de toekomst mij zal brengen. 

 

 

Reageer op dit artikel

  • Het Grote Dierenbos

  • De twee Griezels van Roald Dahl

  • Robinson Crusoe van Daniel Defoe

  • Koning van Katoren, met Stach, het hoofdpersonage

  • Splinters van Marita De Sterck

  • Bart de Pauw

Contact

© 2015 Alle rechten voorbehouden.

Maak een gratis websiteWebnode